Bevindingen

Wat hebben we tot nu toe geleerd?

Wat maakt iemand kwetsbaar voor terugval?

  • Hoe er met positieve emoties wordt omgegaan is belangrijk voor het begrijpen van kwetsbaarheid voor terugval en voor preventieve interventies. Mensen die een depressie hebben doorgemaakt hebben na herstel nog steeds de neiging om positieve emoties te dempen. Dit zagen we onder andere terug in een vragenlijst die ging over hoe je positieve emoties verwerkt. Ook zagen we dat bij een taak in de MRI-scannner, waarbij emotionele afbeeldingen voorbij kwamen waar deelnemers of naar moesten kijken, of waarbij ze hun emotionele reactie moesten reguleren. Wanneer mensen die hersteld waren van een depressie geïnstrueerd werden om positieve emoties te versterken tijdens deze taak, vertoonden ze minder activatie in een deel van de insula dan mensen die nog nooit eerder depressief zijn geweest. Dit is een gebied in het brein dat onder andere betrokken is bij het monitoren van emoties. Mogelijk worden positieve emoties dus minder sterk geregistreerd, of zelfs gedempt, wanneer iemand eerder depressief is geweest.
  • In het dagelijks leven zetten mensen die hersteld zijn van depressie andere strategieën in bij het omgaan met negatieve of positieve gedachten en gevoelens dan mensen die nog nooit depressief zijn geweest. Ze piekeren bijvoorbeeld meer, of dempen of onderdrukken hun emoties. Uit eerder onderzoek weten we dat dit minder effectieve en minder gezonde strategieën zijn dan bijvoorbeeld het cognitief herwaarderen van de situatie. Dat wil zeggen dat je door iets anders te denken ook iets anders kunt voelen.
  • Mensen hersteld van een depressie vertonen abnormale hersenactivatie wanneer ze geconfronteerd worden met emotionele informatie, maar niet wanneer ze duidelijke intructies krijgen wanneer en hoe negatieve emoties te verminderen. We zagen dit onder andere in de emotionele afbeeldingen-taak in de MRI-scanner. Wanneer deelnemers die eerder depressief waren geweest geen instructie kregen om hun emoties te reguleren, zagen we andere hersenactiviteit dan bij mensen die nog nooit eerder depressief waren geweest. Dit zagen we vooral in gebieden die betrokken zijn bij verschillende soorten emotieregulatiestrategieën, zoals afstand nemen.
    Deze bevindingen kunnen betekenen dat mensen die hersteld zijn van depressie wel gezonde regulatiestrategieën kunnen toepassen, maar dat in het dagelijks leven niet automatisch doen. Mogelijk zetten ze een andere strategie in om in het dagelijks leven met emotionele informatie om te gaan, of mist er een bepaalde aansturing in wanneer en hoe emoties bij te sturen. Hier gaan we verder onderzoek naar doen.

De wetenschappelijke publicatie over deze bevindingen vindt u hier: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35298997/.

Kunnen we terugval voorspellen?

  • Terugval kan worden voorspeld door zogenoemde zelf-gerichte mentale processen. In dit geval bedoelen we daarmee: 1) negatieve zelf-associaties, of in hoeverre je jezelf onbewust associeert met negativiteit/depressie, 2) moeilijk kunnen stoppen met piekeren, en 3) hoe bepaalde hersennetwerken die betrokken zijn bij deze processen samenwerken. Dit laatste konden we onderzoeken tijdens een MRI-scan waarbij deelnemers gevraagd werd lange tijd niks te doen. Het hersennetwerk dat tijdens zo’n rustscan actief wordt (het default mode netwerk) zegt iets over het verwerken van zelf-gerelateerde informatie, en is bijvoorbeeld gerelateerd aan dagdromen en piekeren.
    Deze resultaten betekenen dat resterende klachten op dit vlak wellicht gebruikt zouden kunnen worden om iemands terugvalrisico in te schatten. Ook kunnen er specifieke behandelinterventies ingezet worden op deze zelf-gerichte processen. Meer onderzoek in grotere onderzoeksgroepen is nodig om de voorspellende waarde van deze concepten op individueel niveau te kunnen bepalen.

We werken momenteel aan de wetenschappelijke publicatie van deze bevindingen.

Wat zijn de onmiddelijke effecten van preventieve cognitieve therapie?

  • Preventieve cognitieve therapie leidt ertoe dat herstelde depressiepatiënten beter kunnen omgaan met (met name positieve!) emoties en gedachten, zowel qua hersenfunctioneren als op gedragsniveau. Deze veranderingen lijken ertoe te leiden dat de gemoedstoestand en depressieve symptomen stabiliseren, wat mogelijk onderliggend is aan het preventieve effect van de behandeling. Het verstevigen van positieve emoties lijkt ook meer bescherming te bieden tegen negatieve emoties. Dit biedt belangrijke aanknopingspunten voor verder onderzoek, en betekent voor de praktijk dat behandelingen richten op het versterken van het aangaan van positieve emoties en gedachten belangrijk kan zijn voor lange termijn mentale gezondheid.

De preprint van de wetenschappelijke publicatie over deze bevindingen vindt u hier: https://psyarxiv.com/n8tvx/.

TOEKOMSTIG WERK

Waar werken we nu aan?

We werken momenteel aan meerdere onderzoeksvragen, die we kunnen beantwoorden met de data die is verzameld binnen de Depressiestudie:

  • Kan de manier waarop mensen (vòòr het ondergaan van preventieve cognitieve therapie) met emotionele informatie omgaan voorspellen wie baat heeft bij de therapie, oftewel: voor wie de therapie tot een verminderd risico op terugval leidt?
  • Welke veranderingen door de therapie zijn het belangrijkst voor het verminderen van de kans op terugval op lange termijn?
  • Zegt niet-emotionele cognitieve controle iets over de mate waarin iemand emoties kan reguleren? Kunnen we dat terugzien in hersenfunctioneren en de reactie van de pupil? En zo ja, is dat voorspellend voor langeretermijn terugval en preventieve therapiesucces?
Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s